pafzak
Dutch
Etymology
(This etymology is missing or incomplete. Please add to it, or discuss it at the Etymology scriptorium. Particularly: “Variant of papzak, blend of bafzak and papzak or a new compound? Is relatively old.”)
Pronunciation
- IPA(key): /ˈpɑf.sɑk/
Audio (file) - Hyphenation: paf‧zak
Noun
pafzak m (plural pafzakken, diminutive papzakje n)
- (derogatory) chunker, tubbo (slur for an obese person)
- 2012, Remco Campert, Het verband tussen de dingen ben ik zelf. Columns, De Bezige Bij (publ.).
- In werkelijkheid was ik bezig het voor de hand liggende onderwerp uit de weg te gaan. Nee, niet de Chileense mijnwerkers, niet de Noord-Koreaanse jeugdige pafzak, maar het niet meer te vermijden gloednieuwe kabinet.
- (please add an English translation of this quotation)
- 2012, Remco Campert, Het verband tussen de dingen ben ik zelf. Columns, De Bezige Bij (publ.).
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.