ontsteking
Afrikaans
Etymology
From Dutch ontsteking, from Middle Dutch ontstekinge. Equivalent to ontsteek + -ing.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌɔntˈstɪə̯.kəŋ/
Noun
ontsteking (plural ontstekings or ontstekinge (dated))
- (medicine) inflammation
- ignition (of engines or explosives)
Dutch
Etymology
From Middle Dutch ontstekinge. Equivalent to ontsteken + -ing.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌɔntˈsteː.kɪŋ/
audio (file) - Hyphenation: ont‧ste‧king
- Rhymes: -eːkɪŋ
Noun
ontsteking f (plural ontstekingen, diminutive ontstekinkje n)
- (medicine) inflammation
- ignition (of engines or explosives)
Derived terms
- bijholteontsteking
- blindedarmontsteking
- hersenvliesontsteking
- keelontsteking
- longontsteking
- ontstekingsremmer
- ontstekingssysteem
- oorontsteking
Descendants
- Afrikaans: ontsteking
- → West Frisian: ûntstekking (calque)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.