lezenaar

Dutch

Etymology

Originally a variant of lessenaar that underwent a degree of semantic restriction. From lezen + -en- + -aar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈleː.zəˌnaːr/
  • (file)
  • Hyphenation: le‧ze‧naar

Noun

lezenaar m (plural lezenaars, diminutive lezenaartje n)

  1. lectern, stand for books, especially one in a church
    De spreker plaatste zijn aantekeningen op de lezenaar voordat hij zijn toespraak begon.
    The speaker placed his notes on the lectern before starting his speech.
    De priester las de Bijbel vanaf de lezenaar in de kerk.
    The priest read the Bible from the lectern in the church.
    De oude kerk heeft een prachtige houten lezenaar met gedetailleerde gravures.
    The old church has a beautiful wooden lectern with intricate engravings.

Derived terms

  • koorlezenaar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.