koelkast

Dutch

Etymology

From koelen + kast.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈkul.kɑst/
  • (file)
  • Hyphenation: koel‧kast

Noun

koelkast f (plural koelkasten, diminutive koelkastje n)

  1. A refrigerator, a fridge. [from 1860s]
    Synonym: ijskast
  2. (informal) An unfashionable, large, bulky cell phone.
    • 2005, Joost Heyink, De indringer:
      Floris stapte af, zette zijn fiets tegen een lantaarnpaal en slenterde langs een sprei met verroest gereedschap, een koffiezetapparaat zonder snoer, een mobiele telefoon model koelkast, een stapel gescheurde Donald Ducks, grammofoonplaten van Elvis Presley.
      (please add an English translation of this quotation)

Derived terms

  • koelkastmoeder

Descendants

  • Afrikaans: koelkas
  • Indonesian: kulkas
  • Indonesian: lemari pendingin (calque)
  • Sundanese: ᮊᮥᮜ᮪ᮊᮞ᮪ (kulkas)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.