hoogleraarschap
Dutch
Etymology
From hoogleraar + -schap.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌɦoːxˈleː.raːr.sxɑp/
Audio (file) - Hyphenation: hoog‧le‧raar‧schap
Noun
hoogleraarschap n (uncountable)
- professorship [from early 18th c.]
- Synonyms: professoraat, professorschap
- Na jaren van toewijding kreeg hij een hoogleraarschap aangeboden. ― After years of dedication, he was offered a professorship.
- Haar hoogleraarschap begon in 2001 en ze heeft sindsdien talloze studenten begeleid. ― Her professorship began in 2001, and she has mentored countless students since then.
- Het hoogleraarschap brengt veel verantwoordelijkheden met zich mee. ― The professorship comes with many responsibilities.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.