floes

English

Noun

floes

  1. plural of floe

Anagrams

Dutch

Etymology

Borrowed from Moroccan Arabic فلوس (flūs).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈflus/
  • Hyphenation: floes

Noun

floes m (uncountable)

  1. (slang) money, dough.
    • 2017 September 8, Mirjam de Winter, “Wigga”, in NRC Handelsblad, archived from the original on 2022-10-09:
      Onderweg naar een bankfiliaal in de Zwart Janstraat kondigde onze jongste zoon afgelopen week plompverloren aan dat hij ambities heeft in de drugswereld. (...) Toen ik hem vroeg hoe hij het in godsnaam in zijn pukkelige, botte hoofd haalde, begon hij een heel verhaal over de ellende van ‘walou floes’ (geldgebrek) en legde de schuld bij al die rappers die over niets anders zingen dan de bergen ‘duku’s’ of ‘floes’ die je met drugshandel kunt verdienen.
      Last week, on our way to a bank branch on Zwart Janstraat, our youngest son flatly announced that he has ambitions in the drug world. (...) When I asked him how on earth this idea got into his pimply, blunt head, he started a long story about the misery of 'walou floes' (lack of money) and blamed it on all those rappers who sing about nothing but the mountains of 'dosh' or 'dough' that can be earned from drug dealing.
    • 2020, Antoon (lyrics and music), “Deze Avond”, in De Nacht Is Van Ons:
      De avond is nog jong / Beland weer op een feestje / Morgen alles vergeten / Teveel floes uitgegeven
      The night is still young / End up at a another party / All forgotten tomorrow / Spent too much money

Middle English

Noun

floes

  1. Alternative form of flees
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.