droogte

Dutch

Etymology

From Middle Dutch droochte. Equivalent to droog + -te.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdroːx.tə/
  • (file)
  • Hyphenation: droog‧te

Noun

droogte f (plural droogten or droogtes)

  1. drought
    De droogte heeft de oogst dit jaar sterk beïnvloed.The drought has greatly affected the harvest this year.
    Er zijn maatregelen genomen vanwege de aanhoudende droogte.Measures have been taken due to the persistent drought.
    De boeren vrezen nog een jaar van droogtes.The farmers fear another year of droughts.

Descendants

  • Afrikaans: droogte
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.